Berlinda van Moorsel
Berlinda was de dochter van Ridder Odelard, een kasteelheer van Meerbeke, in de buurt van Ninove (Brabant).
Na de dood van haar moeder Nona, zuster van Amandus, verzorgde zij haar melaatse vader. Toen deze zag dat Berlinda eerst de kroes, waaruit hij gedronken had, uitspoelde vooraleer er zelf uit te drinken, werd hij woedend: hij onterfde zijn dochter en schonk al zijn bezittingen aan het klooster, waar Gertrudis abdis was.
Berlinde trok zich toen ook uit de wereld terug en ging naar het klooster te Moorsel, waar zij leefde onder boetedoening en gebed. Op een nacht droomde ze hoe Engelen de ziel van haar vader begeleidden naar het Paradijs. Ze kreeg verlof om naar Meerbeke af te reizen en er de begrafenis te regelen.
De bewoners van het kasteel wilden haar echter niet meer laten gaan, waardoor zij haar ascetisch leven verderzette in het ouderlijke huis, totdat ook zij er stierf in 698.
Er gebeurden vele wonderen bij haar graf. Nog steeds wordt zij aangeroepen bij ziekten onder het vee. Het feit ook dat Berlinda vaak met een koe wordt afgebeeld, doet vermoeden dat zij tijdens haar leven een warme belangstelling had voor de dieren op de landerijen in de omgeving.
Kondakion t.8
Door strenge vasten, door boete en ascese * hebt gij uw ziel met God verzoend. * Gij waart gekleed als Joannes de Doper * en had alleen een steen om uw hoofd neer te leggen. * Bid tot de Heer, Heilige Berlindis, * dat wij niet zouden verweken, ** maar vol ijver Hem zouden dienen als onze enige Koning.
|