Julitta en Kerykos
Julitta en haar 3-jarig zoontje Kerykos waren uit Ikonion gevlucht, toen daar de vervolging van de Christenen uitbrak, tijdens de regering van Keizer Diocletianus. Helaas, in Tarsos bleek de gouverneur nog wreedaardiger te zijn. Julitta werd gruwelijk gegeseld, waarop Kerykos hevig begon te wenen en schreeuwen. Toen de rechter het kind op zijn schoot wou nemen, bood het heftig weerstand en spuwde het de rechter in het gezicht. In blinde woede wierp hij het kind op de grond. Kerykos rolde langs de trappen omlaag en bleef dood liggen. Julitta werd niet langer eer gemarteld. Ze bleef aangehouden en opgesloten in de gevangenis, tot ze in het jaar 305 werd onthoofd.
Kondakion t.4
Met Kerykos in haar armen, * riep de Martelares Julitta * temidden van het lijden * in manhaftige vreugde uit: ** “Gij, Christus, zijt de Roem der Martelaren!”
|