Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij, zondaar.
Ayacucho
Webwinkel   Sitemap | U bent hier > Weeshuis > Archief > Nieuwsbrief 15 december 2004 - dit is pag 1 | ga naar pag 2

Go to MP3player

Beste vriendenven weldoeners,

 

Lang heb ik geaarzeld of ik al dan niet voor mijn vertrek naar Peru u het jaaroverzicht zou laten geworden. En hoewel de noden zo groot zijn, dat uitstel van vragen uitstel van handelen betekent, besloot ik toch maar te wachten om U allen het laatste nieuws te laten geworden. Wat het oog heeft gezien en het hart heeft ervaren, wordt ook intenser vertelt. 
Daarom laat ik U lezen wat één van onze medereizigers heeft opgeschreven. Het was voor Nikodim de eerste maal dat hij naar ons tehuis vertrok, en zijn ervaringen lijden nog niet aan de gewenning. Zijn oog is nog fris en niet vol van het stof van de Peruaanse wegen. Voor hem was het nog een “ontdekkingsreis”, een “nieuwe” ervaring. En hij is tevens een “ooggetuige” van al wat reeds werd verricht, dank zij uw mildheid en medewerking.
Ik laat hem nu aan het woord:

KLEIN PERUAANS DAGBOEK

1.
de vlucht

vele vriendenhanden maken het laatste werk licht tijdens de late avond- en vroege ochtenduren, net vóór de afreis: transport bagage, overnachting, wekdienst, trip naar de luchthaven, inchecken. een laatste koffie met suiker en koekje, met vlotte babbel en uitbundig gelach, omwille van wat leuke plagerijen. en dan het afscheid. zwaaizwaai, nog een laatste blik achterom. 

het onbekende ligt vóór mij, ligt voor mij op ontdekking te wachten. mijn reisgenoten zijn niet aan hun proefstuk toe, ik mag mij toevertrouwen aan hun kundige leiding. na twee uur internationale vlucht, maken we een tussenlanding in madrid, waar de middagzon de omgeving in fraaie, zachte herfstkleuren zet. tijd om wat te eten, te bekomen van de vele indrukken van de voorbije uren. tijd ook om nog even te denken aan en te bidden voor de familieleden in belgië, de vrienden en kennissen in nederland en frankrijk, die hier blijven, achterblijven. een laatste sms’je vanop europese bodem, vooraleer de stilte valt. en met de stilte, valt ook de spanning, overvalt mij een zalige rust. of is het berusting? urenlang is de buik van deze intercontinentale luchtbus immers de gedwongen holte vol lectuur, vol bedenkingen, overpeinzingen en korte aantekeningen. af en toe zorgen videobeelden voor wat afwisseling. geregeld worden we ‘op de hoogte gebracht’ over hoe –ogenschijnlijk- tergend traag de aarde en de haast onmetelijke oceaan onder ons voorbijschuift. tot de nuchtere cijfers ons tot de ware werkelijkheid terugbrengen: we vliegen 10 000 km lang op 10 km hoogte en halen een gemiddelde snelheid van 900 km per uur. onvoorstelbaar. ik voel me én onwetend, én veilig gedragen, als een ongeboren kind in de buik van zijn moeder. klaar om binnen enkele uren een onbekende wereld te betreden, met schroom en hunker.

ik probeer me die àndere leefwereld van straks voor te stellen, het andere continent met de andere cultuur en de andere tijd. ik waag me aan voorspellingen, aan voorstellingen en verwachtingen, maar nu, bij het schrijven van dit reisverslag, moet ik bekennen dat geen enkele de realiteit ook maar benaderde en ik volledig fout zat: peru zou letterlijk onvoorstelbaar blijken. 


juist waren daarentegen de gedachten van een parochiaan: “misschien zal deze periode, eerder dan een tijd van filmen en werken, een pelgrimstocht zijn, een bedevaart.” een terechte opmerking: de reis was een vlucht uit de westerse zakelijkheid, naar een verre plek op eenzame hoogte, waar geloof, hoop en liefde het leven vieren.

 

 

2. 
lima. hoofdstad van peru. 

een grootstad van zowat tien miljoen inwoners, waarin ik niet thuis kan, noch wil komen. met argwaan en angst dwaal ik enkele uren rond in een levensgroot mierennest, waar andere niet-europese wetten en wetmatigheden gelden, waar verkeersregels en -veiligheid onbestaande is en waar van economische zakelijkheid haast geen spoor is te bekennen. overleven in een gigantisch vangnet van pseudo-westerse invloeden: een kolossale, gekroonde madonna met kind op een brug bij de luchthaven, coca cola-reclameborden langsheen elke straat, een imitatie-vrijheidsbeeld in de buurt van het appartement, waar we mogen overnachten. 
lima dus, een stad met een rijk historisch verleden en een zeer dubbelzinnig en hoogst dubieus heden. wie weet wat de toekomst brengen zal? 

ook vandaag hangt er een troosteloze mist over de stad, als we met een kleine taxi-camionette naar de bushalte ‘expreso moulina union’ rijden. het is vrij vroeg in de morgen, de stad maakt zich op voor een nieuwe dag, één zoals zovele voorgaande. en toch danst hier een tristesse, die zich niet in woorden laat vangen. een droefgeestige blijdschap vol verwachting, een wachten op het moment dat alles echt begint. opnieuw, als een frisse lentedageraad na een al te lange, inktzwarte winternacht. elk detail verraadt dit hoopvol uitkijken: de troosteloze aanplanting van jonge twijgjes op de middenberm, het bestofte houtsnijwerk en het decoratieve schilderwerk, die vakmanschap en klasse etaleren, de gevels vol vergane glorie, de gebogen, volle waslijn op het dakterras, de verrukkelijke driewielfietsen met overvolle laadbak, de kleine houten krukjes van de schoenpoetsers, de vele vlijtige mensen met getaand gelaat en kleurrijke kledij, een weggezakt en kromgebogen oudje met vilthoed… elke blik toont een musicaldecor, dat een happy end laat vermoeden. vraag is alleen hoe de acteurs, de hoofdrolspelers van alledag, dit theatrale spel ervaren: als een drama zonder voorgaande, of een komedie met een wrange cynische ondertoon? 

we verlaten de hoofdstad, en rijden honderden kilometers langs de kustlijn van de ‘pacific ocean’. ook hier blijft de tweeslachtigheid ons achtervolgen. tentzeilen van blauwe plastiek, gespannen tussen of over vier stokken, hutjes van geweven matten of éénkamerhuisjes van steen staan op duinen en bieden de bewoners zicht op zee. een peruaans vlaggetje wappert boven hun lapje grond. ‘nuevo ayacucho’ staat op een bord te lezen. even verder ligt een gigantische vuilnisbelt, een peruaan zit op een afvalberg een stuk krant te lezen. oud nieuws, vrees ik. de golven beuken op het prachtige strand, waar geen spoor van toerisme of cultuur te bekennen valt, hier regeert nog steeds de natuur, op een overheerlijke, mij onbekende wijze. een wereld van verschil.

dan rijden we het andesgebergte in en over. we snijden het oude, arme land door en staren sprakeloos naar de steeds nieuwe rijkdom, die het landschap ons openbaart. gesteenten, glooiingen, rotsformaties in een haast eindeloze variatie van vorm en kleur. maar ook bomen, wouden, bergbeekjes en watervallen en kudden schapen, geiten of lama’s. en telkens weer mensen-van-de-straat ontsnappen niet aan mijn blikken van verwondering en ontzetting. mijn ogen registreren gretig en intens, de camera ook. kinderen en honden delen de straat als hun gemeenschappelijke leefwereld, waar weinig (goeds) te rapen valt. 

de onbekende kinderen van het weeshuis krijgen hier en nu al een vreemd gezicht, ik hoor hen met andere stemmetjes ‘gringo’ (“bleekscheet”) schreeuwen en zie hun handjes dada zwaaien, als de bus in een onooglijk dorpje op de smalle bergweg heel even het hoge tempo bruusk moet onderbreken. ayacucho komt plots snel dichterbij.

 

 

 

3.
ayacucho. 

ook hier is dubbelzinnigheid troef, gaapt een levenslange kloof tussen de steenrijke gebouwen in het stadscentrum, dat blijft getuigen van een glorieus verleden, en de straatarme peruaan, die met het heden en de toekomst geen raad weet. 
elke foto illustreert deze breuklijn haarscherp: pronk en praal versus noodkreet, een gevecht dat niet te winnen valt en ook nooit op onbeslist zal eindigen. wapens voor deze strijd zijn er niet, want eerst dient de honger bekampt te worden. een gamma aan surrogaatoplossingen voor dit probleem dient zich aan als zoethouders: van lijm snuiven en coca kauwen tot internetcafés. opvallend zijn de talrijke, (soms ook ellendige) wijkschooltjes en de vele ‘privaat onderwijs-huizen’ langs de rots- en zand- en stofwegen van deze stad. ze staan in schril kontrast met de chique colleges in de buurt van het ‘plaza de armas’. ook hier het gewemel van taxi’s, of wat daar voor doorgaat, en de meest fantastische vehikels, die bij ons slechts op een schroothoop of in een komische film niet zouden mis staan. ook hier de vele winkeltjes met een hekken in de deuropening tegen diefstal, de driewielkarretjes overvol ‘verfrissende’ inca-cola (geel) of english cola (rood), ‘verse’ groenten en vlees zomaar langs de weg en straatverkopers op de kruispunten, die de chauffeurs kauwgom, oorstokjes of een miniatuurwagentje proberen aan te praten. en de veelzeggende reclamepanelen voor zeep, waspoeder, parfum tussen hutjes van armoe langs paden vol afval. tweespalt: hopeloosheid of verwachting, berusting of levensblijheid, drama of komedie? 

dit onoplosbaar dilemma blijft knagen, telkens ik deze stad binnenrij. ik raak het ellendige en wrange gevoel niet meer kwijt, daar veranderen de politieke slogans vol stemmingmakerij niets aan, die ik langs de weg naar het weeshuis op muren gekalkt zie. integendeel.

maar elke bocht hogerop brengt mij verder weg van de drukke en drukkende schreeuwerigheid. de vretende worm vol vragen en twijfels maakt plaats voor beamende rust vol hou-vast en hou-vol: ginds ligt het tehuis, als een knipogend lichtpunt in het omringende aardedonker onder de indrukwekkende sterrenhemel, als een verwelkomend bouwwerk, stevig gegrond op de yanama-heuvel. als een tweede thuishaven, bekroond door een krans tijdloze heuveltoppen onder een steeds wisselende wolkenlucht: de eenvoudig-mooie kerk, het weeshuis “el refugio” en het dispensarium, onze ‘pleisterplaats’, voor heel even.

 ... lees verder op pagina 2...

dit is pag 1 | ga naar pag 2

 
© copyright 2003 - Broederschap Aartsbisschop Joan - alle rechten voorbehouden