Ragnulfa
Ragnulfa uit het geslacht van Pepijn van Herstal groeide op aan het hof van Koning Dagobert. Ze was verloofd met een jonge edelman en had hiervoor de toestemming van de koning verkregen. De avond voor de voltrekking van het huwelijk bleek het meisje echter verdwenen. Aangetrokken om een maagdelijk leven in Christus te leiden, was zij het hof ontvlucht en had ze een schuilplaats gezocht in het woud.
Ze was echter niet in staat om dit ruwe leven te leiden en spoedig lag ze doodziek in een schuilhut van houthakkers, naast een bron, die op wonderlijke wijze door haar was ontsprongen. Toen zij door een bezoeker daar werd aangetroffen, liet zij hem haar ouders roepen. Brandend van koorts en lijdend aan hevige krampen, kon zij nog van haar ouders afscheid nemen.
Haar relieken bevinden zich in Aincourt bij Leuven en worden elk jaar nog tijdens de Pinksterprocessie meegedragen.
|